Mijn Kerstverhaal

Met een grote glimlach laat Felix mij dit plaatje zien. Het ligt naast z’n bed en gaat mee als hij naar de opvang gaat. Dat mijn bijzondere kind, dit lieflijke tafereel zo mooi vindt, doet me goed. Zijn knuffels voor mij zijn zeldzaam en als ik hem omarm, laat hij dit maar even toe en duwt me dan weer weg. Bij dit beeld krijg ik het gevoel waarom het gaat in deze tijd, de warmte van Kerst. Het toont de innige liefde van de zusjes Elsa en Anna die in elkaar verstrengeld zijn. De vrolijke noot komt van de triomfantelijke blik van Olaf tussen hen in geklemd, die zich gelukkig prijst, dat hij erbij mag horen.

Als ik dit schrijf is het de langste dag van dit jaar, maandag 21 december. Troosteloos met alleen maar regen, de zon heeft het niet gered. Ik ben onrustig, want er is veel te doen, maar er komt niets uit mijn handen. De oorzaak is het telefonisch gesprek van gisteren.

Mijn Kerstverhaal gaat over mijn oom John van 93 jaar. Hij is getrouwd met mijn favoriete tante, Wupke. Ze is 92 jaar. In oktober was dit stel 60 jaar getrouwd. De burgemeester kwam langs en ze stonden samen op de foto in de plaatselijke krant. Tante Wup, zoals ik haar noem, is de oudere zus van mijn vader. Ze is klein van stuk, haar altijd rustige lieve glimlach op haar gezicht weerspiegelt haar zachtaardigheid. Oom John is een lange statige magere man met humor.

Beiden waren zij werkzaam in het onderwijs. Ze zijn kinderloos gebleven, waarom weet ik niet. Ik weet niet anders dan dat ze in een lief huisje wonen in Limburg, een afstand van bijna twee uur met de auto. Altijd waren ze op reis. Met het vliegtuig naar verre landen, maar ze bezaten ook een caravan. Die gebruikten ze voor de vakanties dichterbij of logeerpartijen bij familie en vrienden. Dan namen ze gewoon hun eigen logeerkamer mee! In mijn beleving waren ze regelmatig bij ons op bezoek. Mijn broertjes en ik waren altijd boos op oom John, want na het avondeten ging hij altijd op de bank liggen om zijn eten te laten zakken. Hij viel gewoon in slaap, terwijl iedereen druk in de weer is om de tafel af te ruimen. Nu kan ik hier wel om lachen.

In voor en tegenspoed

Als ik trouw, krijg ik van tante Wup, de ring met parel, die ze mij al beloofde toen ik zes jaar was. Trouw belt mijn tante elk jaar haar favoriete nichtje, ik, op haar verjaardag. Ze vraagt naar mijn kinderen en vertelt over haar ervaringen toen ze les gaf op de school met speciale kinderen, zoals Marieke. Elke keer beloof ik te komen en sinds een jaar of vijf, doe ik dat ook regelmatig. Natuurlijk worden ze ouder. Vooral oom John heeft gezondheidsproblemen. Zenuwpijn aan zijn voeten, waardoor hij weinig kan lopen. Zijn ogen zijn vaak ontstoken en het zicht wordt minder. Maar mijn tante verzorgt hem met liefde.

Maar dan ga ik het merken aan de telefoon, de verhalen van mijn geliefde tante zijn altijd hetzelfde. Tijdens het gesprek valt ze in herhaling, ze stelt dezelfde vragen. Tante Wup is aan het dementeren. Als ik na de lockdown in april dit jaar weer met mijn moeder op bezoek ben bij hen, lijkt het beter te gaan. Maar tijdens de zomermaanden vertelt mijn moeder, dat het snel achteruit gaat met mijn lieve tante, ze is helemaal in de war en niet aardig voor haar man. Vaker dan normaal belt Oom John:
“Hallo Christel, je tante wil je spreken.”. Het zijn de ouderwetse gesprekjes met de bekende onderwerpen, maar heel kort. Ze kan haar aandacht er niet meer bijhouden. In september maak ik de rit weer naar het zuiden. Dan is het helder, het gaat niet goed met hen.

“Ze vertelt dat ze spijt heeft dat ze met me is getrouwd.”, vertelt oom John wanhopig. “Wupke is de hele tijd boos op me, ze wil niet uit bed en eet slecht.
Mijn tante zag er altijd goed verzorgd uit, haar kleding altijd met vrolijke kleuren. Nu zie ik twee verwaarloosde oude mensen. Maar oom John wil geen hulp.
In voor en tegenspoed’, denk ik als ik naar hen kijk.
Hij is te trots, wil het volhouden, haar helpen, alles doen voor zijn vrouw waar hij bijna 60 jaar mee leeft.
Maar het loopt uit de hand. De hakbijl onder haar matras, niet slapen, in de nacht loopt ze opeens de voordeur uit de straat op. Mijn oom John is bont en blauw en heeft geen moment rust meer. De situatie is onhoudbaar geworden.

Kleine wereld

Een aantal weken geleden belde ik hem en vraag hoe het gaat.
“Eerst was ik blij om alleen te zijn, ik kan nu doen en laten wat ik zelf wil, daar heb ik naar uitgekeken. Het was niet makkelijk de laatste tijd met Wupke thuis. Eindelijk kon ik weer rustig slapen. Maar het valt niet mee als je zo lang samen bent geweest.”

Tante Wup is nu weg,  uit huis, ze is naar een gesloten instelling in de buurt. Het is bizar, hoe snel ze haar verstand is verloren, bedenk ik me.
Mijn oom John is altijd positief geweest, maar ook reëel.
“De dagen zijn heel lang, zo alleen, maar gelukkig belt mijn nicht mij nog regelmatig.” En ik neem me voor nu elke week te bellen. Maar de conclusie is triest. Op deze leeftijd zijn er nog weinig vrienden over. Zijn familie is op afstand, geen kinderen die voor hem zorgen, bij hem op bezoek komen of bellen. Hij kan bijna niets meer zien en dan wordt de wereld erg klein. Het gesprek is toch gezellig en ik probeer oplossingen te bedenken voor hem, tegen beter weten in.
Is er dan geen huis met andere mensen, waar u nu heen kunt en gaan wonen?”, vraag ik.
“Nee, want dan moet ik doen wat zij zeggen. Eten wat en wanneer zij willen. Verplicht met andere mensen die ik niet ken, spelletjes doen of wat ze ook verzinnen. Dat is niets voor mij”. “
Hij eindigt het gesprek met te zeggen: “Het is niet verboden om mij te bellen”. Zijn manier om te zeggen dat de telefoontjes van harte welkom zijn.

Spiegel

Eerst belde ik voor zijn vrouw, mijn geliefde tante, nu voor hem, oom John. Gisteren ben ik er voor gaan zitten. Er is muziek op de achtergrond als hij de telefoon opneemt. Hij vraagt hoe het bij mij gaat, maar als ik erover vertel krijg ik geen respons. Dus ik vraag ik hoe het met hem gaat, ik ben ook bezorgd. Ik hoor dat hij optimistisch wil zijn, maar zijn situatie is niet rooskleurig.
Hoe gaat het dan met eten?”, vraag ik bezorgd en hij antwoord:  
“Er is een bus van de gemeente, die komt elke dinsdag aan de deur en dan geef ik mijn boodschappenlijstje af. Einde middag brengen ze mijn boodschappen dan thuis. Uniek dat doet geen enkele gemeente, ik voel me bevoorrecht.” .

“Hoe was het bij tante Wup?” vraag ik doelend op het Kerstdiner dat afgelopen 19 december stond gepland.
“Ik had me hierop voorbereid, mijn kleding gepast een dag van te voren. Mijn das gestropt, het stond me nog goed, zag ik in de spiegel! ”, vertelt hij met zijn welbekende humor en vervolgt:
“Maar gelukkig keek ik in de brievenbus en daar lag een brief, waarin stond dat het diner niet doorging. Ze durven het niet aan in verband met Corona”.
Ik krimp in elkaar als ik hem dit hoor vertellen, oom John vervolgt:
“Maar ik ben vandaag geweest en Wupke vroeg voor het eerst niet of ze mee mocht. Ze hebben daar een smoes bedacht dat ze niet met mij mee terug kan naar huis: ‘John zit ook in een instelling’ hebben ze haar verteld. Dat vind ik niet zo leuk”.

Dit gesprek is moeilijk, maar ik ga geen mooi weer spelen en vraag:
“Hoe gaat u het doen met Kerst?”
“Ik ga zo een prei in hele kleine reepjes snijden voor mijn kippensoep. En dan had ik bedacht dat ik tijdens mijn Kerstdiner een spiegel voor me neer ga zetten op tafel, mijn scheerspiegel. Dan zie ik nog iemand tijdens het eten.”
Ik forceer een lach, want dit is hij ten voeten uit, maar ik zeg ook dat ik dit heel triest voor hem vindt. Dan is het gesprek is voorbij, hij beëindigt het zelf.
“Gegroet!”, zegt hij als afscheid.

Opstandig, onmachtig en verdrietig voel ik me daarna, het laat me niet los. Ik koop een Kerstkaart met een muziekje en die stuur ik hem. Vervolgens google ik en vind een slager c.q. cateraar in het dichtstbijzijnde dorp, die maaltijden voor Kerst op de website heeft staan. Het is een wonder!  
“Ja, ik begrijp de situatie, het komt goed.” Zegt de vriendelijke vrouw met het zuidelijke accent aan de andere kant van de lijn, “Ik rijd eerste Kerstdag zelf de maaltijden rond!”.
Ik hoop dat oom John ervan zal genieten, meer dan dit kan ik niet doen.

Deze avond ga ik naar mijn buurvrouw, eind zeventig. Gelukkig is zij in goede gezondheid en geniet van alles dat ze kan doen. Ik neem een fles lekkere Cava mee, die we samen gaan opdrinken. Ze heeft een echte Kerstboom en als ik neerplof op de bank, steekt ze de met een lange lucifer de echte kaarsjes aan in de boom. Ik ben blij dat ze dichtbij woont en geniet van haar gezelschap.

Ik wens iedereen een gezellige Kerst!

2 reacties

Laat een antwoord achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *